Taalkundig kan de codex in Vlaanderen worden gesitueerd, zoals reeds Braekman vermeldde:
‘Naar het oordeel van Dr. M. Gysseling wijzen de taal en de vrij uniforme spelling van het geheel van de teksten duidelijk naar Gent. Enkele schaarse afwijkingen horen o.m. in het Land van Aalst thuis.’1
Evert van den Berg heeft de teksten uit de codex opnieuw bekeken. Ook hij komt tot de conclusie dat er sprake is van een Oost-Vlaamse kopiist, zeer waarschijnlijk niet van een Brabantse. Vlaamse vormen zijn onder meer: ‘adden’ ( = hadden, regel 1v21), ‘ghetrauwe’ (2r1), ‘zuldi’ (6v9), ‘vul’ (14r11), ‘zoe’ (19r14), ‘rudders’ (21r18) en ‘huut’ (hypercorrecte ‘h’, 22r14). Ook in rijmpositie zijn meerdere Vlaamse vormen te vinden, zoals: dynct:brijngt (1r16-17), ghemeene:cleene (1v8-9), scheden:beeden (2v1-2) en binnen:bekinnen (14v14-15), wat een aanwijzing is dat ook de auteur uit Vlaanderen afkomstig was.2 Enkele vormen komen wat meer naar het oosten voor: ‘dleven’ (1v4, Oost-Vlaams en Brabants), ‘loghenare’ (1v15, Vlaams en West-Brabants), kinne:minne (13v19-20, Denderstreek, Brabants en Oost-Vlaams), ‘lettel’ (15r1, Vlaams en Zuid-Brabants), cleet:geet (17r18-19, Brabants en Denderstreek), ‘den ghenen’ (17r23, Oost-Vlaams en Brabants) en ‘staet’ (19r9, Vlaams en West-Brabants).3 De lokalisering in Vlaanderen sluit aan bij de aanwijzing die uit de inhoud blijkt. De voorzegging van Bulskamp zinspeelt namelijk op een bepaalde kennis bij de lezer. De kans is groot dat deze lezer in Vlaanderen gezocht moet worden, want vooral voor Vlamingen moet de verwijzing naar de voor hen zo pijnlijk verloren Slag bij Bulskamp in het opschrift van de profetie bekend worden geacht.
- Braekman 1969, 83. [↩]
- Ook regel 7v3 ‘Dies es leden een goet stic’, Van der hogher salen, vers 25 (in handschrift-Vanden Stock) geeft mogelijk een aanwijzing over de herkomst van de auteur van de tekst. Het ‘stic’ in rijmpositie wijst op een Vlaamse auteur. De redactie in het handschrift-Van Hulthem heeft hier eveneens ‘stic’ in rijmpositie. [↩]
- Evert van den Berg (e-mail: 17 oktober 2011). In deze analyse zijn enkel de teksten bekeken die Braekman in zijn editie had opgenomen. [↩]