MVN Handschrift Vanden Stock

3.7 Bezittersaantekeningen

Het handschrift-Vanden Stock bevat twee contemporaine gebruikerssporen. Op f. 38v is linksonder met lichte zwarte inkt in cursief schrift het woord ‘scolen’ geschreven. De letters ‘e’ en ‘sc’ linksonder op f. Iv zijn mogelijk van dezelfde hand.1 Op f. Ir zijn met donkere zwarte inkt ook enkele tekens aangebracht, die lijken op ‘4 = t’ of  ‘u = t’. Deze tekens zijn waarschijnlijk niet contemporain, maar zouden uit de zestiende eeuw kunnen komen, zoals de meeste andere notities in de codex.

Afb. 41: Op het blanco f. 38v staat linksonder het woord 'scolen'.
Afb. 42: Op het blanco f. 38v staat linksonder het woord ‘scolen’.

Enkele zestiende-eeuwse gebruikers hebben sporen in het handschrift-Vanden Stock nagelaten. Van een van deze personen is de naam bekend, aangezien hij hem in de ondermarge van f. 5r heeft neergeschreven: ‘Ic Olivier vanden Stock’. Zijn inkt was nog niet droog toen hij het boekje weer sloot, want op f. 4v staat een afdruk van enkele stukjes van zijn naam. Niet alleen op f. 5r is zijn hand te vinden, maar ook op f. 1v en, gevlekt, op f. 2r. Deze notities zijn snel geschreven en daardoor lastig te ontcijferen.2 Wie Olivier vanden Stock is geweest, is vooralsnog onbekend. Uit zijn schrift kan evenwel afgeleid worden dat hij in de zestiende eeuw geleefd moet hebben en dus hoogst waarschijnlijk niet de eerste bezitter van de codex was. Of de inhoudsomschrijving op de oude voorzijde van de codex ook van zijn hand is, betwijfel ik, maar zij moet ongeveer in dezelfde periode zijn aangebracht. Op het perkamenten vel is namelijk te lezen: ‘devocie boeck met der hant ghescreven’. De specificatie dat het hier om een handgeschreven boek gaat, wijst op het bestaan van niet-handgeschreven boeken. De drukpers was op dat moment blijkbaar al ingeburgerd.

Brussel - KB - ii 116 - 005r
Afb. 43: Olivier vanden Stock schreef zijn naam in de ondermarge van f. 5r.
Afb. 40: Notitie van de hand van Olivier Vanden Stock (f. 1v).
Afb. 44: Notitie van de hand van Olivier vanden Stock (f. 1v).

Van f. 39 is een groot deel uitgescheurd. Op de versozijde van dit blad is een aantal spreuken en handtekeningen te vinden, aangebracht door minstens twee handen. Bovenaan zijn twee spreuken genoteerd, die beide een keer herhaald worden, en daaronder staan twee handtekeningen, waarvan de ene vier keer en de andere drie keer is aangebracht. De eerste spreuk is geschreven in het Frans en luidt: ‘A mon premier commencement soit Dieu le père omnipotent’ (vertaling: ‘Moge de almachtige God de Vader aan mijn eerste begin staan’). De tweede spreuk is geschreven in het Latijn: ‘Omnia si perdas famam servare memento’ (vertaling: ‘Wanneer je alles verliest, denk er aan je goede naam te bewaren’). Vermoedelijk schreef een latere bezitter van de codex eerst de onderste Franse spreuk en de bovenste Latijnse spreuk centraal in de bovenste helft van het blad, waarna een volgende latere bezitter beide spreuken kopieerde: de Franse spreuk erboven, de Latijnse spreuk eronder. Deze twee latere bezitters zouden de twee personen kunnen zijn die hun handtekening onderaan de bladzijde hebben geplaatst. Op basis van de kleur van de inkt en het gebruikte schrift moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat alle toevoegingen op dit blad op hetzelfde moment zijn aangebracht, bijvoorbeeld door vader en zoon. De kans bestaat zelfs dat we met familie van Olivier vanden Stock te maken hebben (of heel misschien opnieuw met hem zelf?). In beide handtekeningen is namelijk een ‘S’ te herkennen en de hoofdletter ‘O’ van beide handen (in het woord ‘Omnia’) lijkt sterk op die van ‘Olivier’.

Afb. 45: Twee zestiende-eeuwse handen hebben achterin de codex twee spreuken geschreven.
Afb. 45: Twee zestiende-eeuwse handen hebben op f. 39v twee spreuken geschreven.
Afb. 46: Op f. 39r hebben twee personen hun handtekening geplaatst.
Afb. 46: Op f. 39v hebben twee personen hun handtekening geplaatst.

Van de negentiende-eeuwse bezitter Jean-Baptiste D’Hane de Steenhuyse zijn geen sporen terug te vinden in het handschrift. Ook Constant Serrure blijkt niet veel in het handschrift te hebben geschreven. Mogelijk zijn enkele potloodnotities van zijn hand. Op f. 8r is met potlood ‘Lucidarius 2.5429’ geschreven. Daaronder heeft nog een tweede potloodnotitie gestaan, waarvan nu alleen de laatste cijfers nog leesbaar zijn ‘459’. In de bovenmarge van f. 19v wordt de auteur van Van tijtverlies, dat daar begint, in potlood vermeld: ‘[BOUDEN VAN DER LOREN]’. Misschien mag ook de – nu niet meer leesbare – potloodnotitie in de bovenmarge van f. 1r aan Serrure toegeschreven worden.

Met potlood zijn bij enkele teksten regeltellingen geschreven. In de marges bij Rijmspreuken G vinden we onderaan f. 17v, 18v en 19r respectievelijk ’37’, ’81’ en ‘106’. Naast vers 19r19 staat ‘100’. De Berijmde boetpsalmen zijn de regelnummers per 50 genoteerd in de rechtermarge.3 Alleen het laatste cijfer (naast 37r23) is geen veelvoud van 50: ‘599’. Aan het einde van het Abecedarium staat in de buitenmarge van f. 38r ’30’ verbeterd uit ’27’. Aanvankelijk waren alleen de verzen van het Abecedarium geteld, maar uiteindelijk werd besloten om ook de daarop volgende spreuk (Rijmspreuk Y) mee te tellen.

Op de rectozijdes van de bladen is in de bovenmarge potloodfoliëring aangebracht, in de rechterhoek.4 Tot en met f. 26 werd hij foutloos aangebracht. Van het huidige f. 27 tot en met f. 38 werd aanvankelijk een verkeerde nummering aangebracht (één cijfer te hoog), die met potlood door dezelfde hand(?) gecorrigeerd werd door over het verkeerde cijfer heen te schrijven.5 Op f. 39r is de foliëring later aangebracht met blauw potlood. Serrure, die De voorzegging van Bulskamp en het excerpt uit de Vers-Lucidarius heeft uitgegeven, vermeldt geen foliëring bij zijn edities.6 Mogelijk betekent dit dat de foliëring pas in de Koninklijke Bibliotheek is aangebracht. Op f. 39v is rechtsonder met potlood het woord ‘fin’ geschreven.

De Koninklijke Bibliotheek heeft de codex niet alleen van een nieuwe band en mogelijk van foliëring voorzien, maar ook van een enkele ronde rode stempels: ‘BIBLIOTHEQUE NATIONALE DE BELGIQUE’. We treffen deze stempel aan op f. IIr (de perkamenten strook), 1r en 39v. Enkele potloodnotities zijn eveneens aangebracht in de Koninklijke Bibliotheek. Op de versozijde van het schutblad voorin staat een verwijzing naar de veilingcatalogus van de nalatenschap van Serrure: ‘Serrure, Cat II, p. 100, no. 2581’ en op de versozijde van het perkamenten schutblad (f. Iv) een verwijzing naar een publicatie van Serrure, overgenomen uit zijn veilingcatalogus: ‘Folio 11 [boven doorstreepte 9] Eene prophecie van Bulscamp (publié par Serrure Museum III’. De signatuur van de Koninklijke Bibliotheek komen we tegen op meerdere plaatsen: op de band, op het dekblad voorin, met potlood in de bovenmarge van f. 1 (‘II 116’) en met zwarte inkt in de ondermarge van f. IIr (‘Sie II 116′).

  1. Of de tekens in de buitenmarge van f. 7v door gebruikers of bezitters aangebracht zijn, of dat het om vlekjes gaat, is niet duidelijk. []
  2. Ik houd de lezing van de naam door Carla de Glopper aan (e-mail: 10 september 2013). Ook voor de notitie op f. 1v heeft zij voorlopig de meest geslaagde oplossing gevonden: ‘Ooc muy men counden’. []
  3. De regelnummers zijn te vinden op de volgende plaatsen: 26r2, 27r4, 28r6, 29r8, 30r10, 31r12, 32r14, 33r16, 34r18, 35r20, 36r22, 37r23. []
  4. Enkele andere tekens die mogelijk naar foliëring verwijzen vinden we op f. 1r en 17v. Op f. 1r staat in dezelfde hoek als de potloodfoliëring ook een streepje in zwarte inkt. Met potlood is dan weer in de ondermarge van f. 17v ’17’ (of ’37’?) geschreven. []
  5. Alleen het foliumnummer op f. 26 is onderstreept. []
  6. Ook Stallaert 1889, x vermeldt nog geen foliëring. []