Brussel, Koninklijke Bibliotheek, II 116 is een tot nu toe relatief onbekend, dun papieren handschrift uit het midden van de vijftiende eeuw, vervaardigd in de omgeving van Gent. Zowel de omvang als de inhoud zijn uiterst bescheiden. Op de 38 folia die de codex telt, zijn geen hoogvliegers te vinden uit de Middelnederlandse letterkunde. Behalve een stukje Vers-Lucidarius en een excerpt uit Seghelijn van Jherusalem bevat de codex vooral rijmspreuken en enkele korte verhalende versteksten. Toch is het een opmerkelijk boekje: de folia zijn van ongelijke afmetingen, het schrift is opvallend groot, het bevat twee perkamenten bladen en het bestaat uit drie codicologische eenheden.
Kort samengevat ziet de inhoud van de codex er als volgt uit. De eerste tekst – Vraag en antwoord (Rijmspreuken D in Brinkman 1994) – is een spreukentekst, die grotendeels bestaat uit tweeregelige spreuken, waarin in het eerste vers een vraag wordt gesteld en in het tweede een antwoord wordt gegeven. Deze tekst – waarvan het begin ontbreekt – wordt gevolgd door het excerpt uit Seghelijn van Jherusalem, waarin Seghelijn aan elk van zijn zeven zonen een vraag over een theologische kwestie voorlegt. De derde tekst is opnieuw een spreukentekst, maar deze keer bevatten de spreuken raad over het juiste gedrag aan tafel. Deze tekst over Tafelmanieren bevat twee Latijnse gebeden die voor en na de maaltijd kunnen worden gebeden. Het slot van de tekst is verloren gegaan. Ook het begin van de volgende tekst, Van der hogher salen, ontbreekt. Vanaf deze tekst verschijnt het memento mori-thema in de codex. De vijfde en zesde tekst, twee excerpten over de komst van de Antichrist uit de Vers-Lucidarius en de profetie De voorzegging van Bulskamp, gaan verder in op dit thema. Daarna volgen vier groepen rijmspreuken E, F, X en G. Rijmspreuken X bestaat uit een gebed en twee spreuken, maar wordt evenals de andere drie spreukengroepen in het opschrift een ‘proverbe’ genoemd. Van tijtverlies, opnieuw een memento mori-tekst, sluit het eerste deel van de codex af. Het tweede deel, bestaat slechts uit één bifolium, en bevat de spreukengroep Rijmspreuken H. Het derde deel, ten slotte, bevat twee teksten: Berijmde boetpsalmen en een Abecedarium. De Berijmde boetpsalmen zijn veruit de langste tekst in de codex. Ze zijn verder alleen overgeleverd in luxe getijdenboeken.