MVN Handschrift Vanden Stock

3.2 Materiaal en katernopbouw

Het handschrift-Vanden Stock is een papieren handschrift van 39 folia, verdeeld over zes katernen (A tot en met F). Het handschrift bevat geen custoden. De contemporaine Romeinse III in de bovenmarge van f. 15r zou een katernsignatuur kunnen zijn, aangezien dit het eerste blad is van katern C. Op f. 7r staat echter geen Romeinse II, waardoor de betekenis van deze streepjes onzeker blijft.

 

Afb. 4: De drie verticale streepjes op f. 15r zijn mogelijk een katernsignatuur.
Afb. 4: De drie verticale streepjes op f. 15r zijn mogelijk een katernsignatuur.

Katern A bestaat uit drie dubbelbladen, maar was oorspronkelijk waarschijnlijk een quaternio. Het buitenste bifolium is verloren gegaan. In de negentiende eeuw zijn twee perkamenten enkelbladen vooraan in dit katern toegevoegd (waarvan één afkomstig is van de oude omslag). Katern B en C tellen beide vier dubbelbladen en katern D bestaat slechts uit één dubbelblad. Katern E telt zes dubbelbladen waaraan achteraan een enkelblad (f. 37) is toegevoegd. Het laatste katern, katern F, bestaat weer uit één dubbelblad. Zonder de perkamenten bladen luidt de collatieformule:

(IV-2) (6) + 2 IV (22) + I (24) + (VI+1) (37) + I (39)

Een aanwijzing dat katern A slechts één bifolium mist, wordt gegeven door de lengte van de tekst Van der hogher salen (tekst 4, f. 7r-8r). Aan het begin van deze tekst ontbreken de eerste 34 verzen. Aangezien de eerste twee katernen 22 regels per bladzijde tellen, mag worden aangenomen dat ook het ontbrekende blad aan elk van beide zijden 22 regels bevatte. Om het begin van Van der hogher salen te vervolledigen zijn dus de volledige versozijde van het ontbrekende blad nodig en twaalf regels op de rectozijde. De overige tien regels op de rectozijde kunnen zijn gevuld met een opschrift boven Van der hogher salen en de laatste regels van de tekst over de Tafelmanieren, waarvan niet zeker is dat hij onderaan f. 6v al eindigde. Dat minstens één blad vooraf ging aan f. 1 blijkt uit het defecte begin van Vraag en antwoord. De tekst begint met een weesrijm.

Ook achterin de codex is tekst verloren gegaan, maar hier ontbreken slechts gedeeltes van enkele bladen. Van zowel f. 38 als 39 is, in één actie, de bovenste helft uitgescheurd: van bovenaan de rug tot halverwege de buitenmarge. Deze schade had het handschrift al opgelopen voordat het in 1843 werd geveild. In de catalogus van D’Hane de Steenhuyse wordt vermeld dat de laatste bladen ‘en partie coupés’ ( = uitgesneden) zijn.1 De catalogus van Serrure is nauwkeuriger: de laatste twee bladen zijn ‘en partie enlevés’ ( = weggerukt).2

Afb. 5: Door het wegscheuren van een deel van het blad is er op f. 38r tekst verloren gegaan.
Afb. 5: Door het wegscheuren van een deel van het blad is er op f. 38r tekst verloren gegaan.

Op meerdere plaatsen vallen de katerngrenzen samen met het begin of het einde van een tekst. In het eerste katern zal oorspronkelijk een nieuwe tekst zijn begonnen en het einde van katern C valt samen met het einde van Van tijtverlies. Katern D bevat mogelijk een afgeronde groep rijmspreuken. Aan het begin van katern E beginnen de Berijmde boetpsalmen, terwijl in katern F het Abecedarium de laatste tekst in de codex is. Hieruit valt af te leiden dat de codex uit drie samenstellende delen bestaat:

codicologische eenheid I: Katern A, B en C (f. 1r-22v)
codicologische eenheid II: Katern D (f. 23r-24v)
codicologische eenheid III: Katern E en F (f. 25r-39v)

Deze drie codicologische eenheden bestaan uit onafhankelijk van elkaar geproduceerde groepjes katernen die in willekeurige volgorde in de codex konden worden opgenomen. Aangezien ze alle drie geschreven zijn door dezelfde kopiist kan het handschrift-Vanden Stock gekarakteriseerd worden als een homogenetische composiet.3

De afmetingen van de bladen zijn niet gelijk. Per codicologische eenheid zijn verschillen in grootte en breedte waar te nemen. De folia in katern A, B en C meten ca. 218 × 143 mm en zijn daarmee de grootste bladen in de codex. Het bifolium van katern D is kleiner en meet ca. 209 × 143 mm. Daarmee is het even hoog als, maar wel iets smaller dan katern E dat ca. 208 × 149 meet. Het bifolium van katern F is dan weer iets hoger: ca. 215 × 142 mm, maar het is onzeker hoe nauwkeurig dit de oorspronkelijke afmetingen benaderd, aangezien aan dit blad een strook restauratiepapier is toegevoegd ter vervanging van de uitgescheurde hoek. Opvallend is dat beide katernen uit codicologische eenheid III (katern E en F) onderling verschillen in afmeting. Hier wordt in de paragraaf over de genese van het handschrift nader op ingegaan.

Het bepalen van de afmetingen van de bladen wordt bemoeilijkt door hun grillige randen. De meeste folia bevatten nog velranden van het volledige vel papier dat van het schepraam kwam. Waar wel is schoongesneden, is dat doorgaans slordig gedaan. De twee keer gevouwen planovellen zijn aan de kopsnede gelijkgesneden. Daar is de snede het rechtst, en voorzien van een zwart randje van het door de eeuwen verzamelde vuil. De staartsnede is niet in alle gevallen schoongesneden: katern B en C tonen daar nog de velrand, terwijl katern D, E en F een schoongesneden staartsnede hebben (al is dat bij katern F niet netjes gedaan: de snede is gebogen en de snijlijn verspringt). Enkel in katern A is de voorsnede gedeeltelijk gelijkgesneden. Op f. 1 (wat niet het oorspronkelijke eerste blad was) is dit duidelijk te zien.

Afb. 6: De ondermarge van het handschrift-Vanden Stock (f. 22v-23r). Links katern A, B en C, rechts katern D, E en F. F steekt onder D en E uit.
Afb. 6: De ondermarge van het handschrift (f. 22v23r). Links katern A, B en C, rechts katern D, E en F. F steekt onder D en E uit.

Naar de watermerken van het handschrift-Vanden Stock is tot op heden niet goed genoeg gekeken. De enige die erover geschreven heeft, is Braekman, maar volgens hem komen er slechts drie verschillende watermerken voor in de codex.4 In werkelijkheid zijn er echter acht verschillende watermerken te herkennen: vier verschillende ossenkoppen met kruis, een P, een kroon en twee keer een R. Getuige deze watermerken had de kopiist blijkbaar op enigerlei wijze toegang tot papier van verschillende herkomst. Alle bladen zijn op dezelfde manier gevouwen, waarbij de kettinglijnen horizontaal over het blad liggen en waarbij, zoals bij de meeste boekjes in quarto-formaat, het watermerk in de vouw zit, wat de identificatie bemoeilijkt.

In onderstaand overzicht wordt de verdeling van de watermerken over de katernen en bifolia weergegeven. Voor elk van de acht watermerken wordt aangegeven met welke elementen ze versierd zijn en daaronder wat de onderscheidende kenmerken zijn:

  • P [in katern A, bifolium 1^6]
    • geen versiering
Afb. 7: Watermerk in f.6.
Afb. 7: Watermerk in f.6.
Afb. 8: Watermerk in f.1.
Afb. 8: Watermerk in f.1.
  • Kroon [in katern A, bifolium 2^5]
    • zonder boog
    • met bloem erboven
Afb. 9: Watermerk in f. 5.
Afb. 9: Watermerk in f. 5.
Afb. 10: Watermerk in f. 2.
Afb. 10: Watermerk in f. 2.
  • Ossenkop (I) [in katern B, bifolium 8^13 en in katern C, bifolium 18^19]
    • met ster erboven
    • met ogen en neus
      • ogen en neus niet uit één draad
      • ogen op gelijke hoogte
Afb. 11: Watermerk in f. 8.
Afb. 11: Watermerk in f. 8.
Afb. 12: Watermerk in f. 13.
Afb. 12: Watermerk in f. 13.
  • Ossenkop (II) [in katern B, bifolium 10^11 en in katern C, bifolium 16^21]
    • met ster erboven
    • met ogen en neus
      • ogen en neus niet uit één draad
      • ogen op ongelijke hoogte
Afb. 13: Watermerk in f. 21.
Afb. 13: Watermerk in f. 21.
Afb. 14: Watermerk in f. 16.
Afb. 14: Watermerk in f. 16.
  • R (I) [in katern D, bifolium 23^24]
    • met ster erboven
      • stok van de R breder
      • lijnen van de stok van de R parallel
      • slingertje bovenaan de R (even hoog als de top van het oog)
Afb. 15: Watermerk in f. 24.
Afb. 16: Watermerk in f. 23.
Afb. 16: Watermerk in f. 23.
  • R (II) [in katern E, bifolium 25^36 en 26^35]
    • met ster erboven
      • stok van de R smaller
      • lijnen van de stok van de R taps
      • geen slingertje bovenaan de R (of lager dan de top van het oog)?
Afb. 17: Watermerk in f. 35.
Afb. 17: Watermerk in f. 35.
Afb. 18: Watermerk in f. 26.
Afb. 18: Watermerk in f. 26.
  • Ossenkop (III) [in katern E, bifolium 29^32]
    • met ster erboven
    • met ogen en neus
      • ogen en neus uit één draad
      • ogen op gelijke hoogte
Afb. 19: Watermerk in f. 32.
Afb. 19: Watermerk in f. 32.
Afb. 20: Watermerk in f. 29.
Afb. 20: Watermerk in f. 29.
  • Ossenkop (IV) [in katern F, bifolium 38^39]
    • met ster erboven
    • met ogen en neus
      • ogen en neus uit één draad
      • ogen op ongelijke hoogte
Afb. 21: Watermerk in f. 38.
Afb. 21: Watermerk in f. 38.
Afb. 22: Watermerk in f. 39.
Afb. 22: Watermerk in f. 39.

Uit dit overzicht blijkt dat vrijwel ieder katern eigen watermerken heeft. Katern B en C zijn de enige twee katernen met dezelfde watermerken. Het unieke watermerk in het bifolium van katern D vormt een extra aanwijzing dat dit bifolium, waarin slechts één groep rijmspreuken staat, niet bij de voorgaande codicologische eenheid moet worden gerekend, maar als een losse codicologische eenheid moet worden beschouwd. Ook katern E blijkt bijzonder te zijn. In dit senio zijn de buitenste vier bifolia van hetzelfde papier, terwijl de binnenste twee gevormd zijn uit een vel papier met een ander watermerk. Blad 37 heeft bovendien geen watermerk, zodat het moeilijk te beoordelen is hoe het zich verhoudt tot katern E (of F).5

De watermerken blijken, ondanks hun talrijke voorkomen, niet eenvoudig te identificeren. Een eerste poging tot identificering is ondernomen door Braekman. Hij herkende, zoals gezegd, drie verschillende watermerken, op basis waarvan hij de codex rond het midden van de vijftiende eeuw dateerde. Hij zag echter niet dat hij drie verschillende ‘ossenkoppen met ster’ identificeerde als Briquet 14235, hoewel geen enkele er nauwkeurig mee overeenkomt.6 Ook in de Koninklijke Bibliotheek in Brussel is getracht om een van de watermerken te identificeren. In de kaartenbak wordt onder het signatuur van het handschrift-Vanden Stock een steekkaart bewaard met daarop informatie over het watermerk van bifolium 2^5: ‘Briquet 4636, att. en FRANCE, 1423-1427; etc.’7 Ook dit watermerk komt echter niet nauwkeurig overeen met het watermerk in de codex.

Via de online database van het Wasserzeichen-Informationssystem (WZIS) kan bij benadering de datering van de watermerken worden vastgesteld.8 Voor elk watermerk kunnen meerdere kenmerken worden opgegeven. Voor de kroon van bifolium 2^5 kan bijvoorbeeld de volgende selectie worden gemaakt via een boomdiagram: (in Bearbeitung) – Krone – ohne Bügel – frei, ohne Beizeichen – senkrecht – Mittelzinken einkonturig. Wanneer vervolgens de afstand tussen de kettinglijnen wordt aangegeven (37 mm met een variatie van 1 mm), de hoogte van het watermerk (42 mm met een variatie van 5 mm, vanwege de vouw) en de breedte van het watermerk (42 mm met een variatie van 3 mm), dan blijkt dit type kroon hoofdzakelijk voor te komen in documenten die geschreven zijn in de periode 1440-1460.9 Het type ossenkop dat op bifolia 8^13 en 10^11 te vinden is, blijkt in een nog kortere periode in gedateerde bronnen voor te komen: 1450-1465 (met enige uitloop tot ca. 1480) en de ossenkoppen op de dubbelbladen 29^32 en 38^39 zelfs slechts tussen 1445 en 1455.10 De P van bifolium 1^6, daarentegen, blijkt een veel voorkomende vorm te hebben, en komt voor in bronnen die gedateerd zijn tussen 1440 en 1490. Desalniettemin blijken deze zes watermerken allemaal duidelijk te wijzen in de richting van 1450 of net iets later.

De twee andere watermerken, de R op bifolium 23^24 en de R op bifolia 25^36 en 26^35 vormen mogelijk uitzonderingen op dit beeld. De spreiding van de volledig met een dubbele lijn gevormde R, voorzien van een kruis, blijkt over de tijd, volgens het WZIS, erg onregelmatig te zijn. Tussen 1360 en 1480 kan deze figuur namelijk meerdere keren, met tussenpozen, voor korte tijd in de gedateerde bronnen worden aangetroffen. Wanneer de afmetingen van de R-watermerken uit het handschrift-Vanden Stock worden opgenomen in de zoekopdracht, blijkt dat de watermerken die de meeste overeenkomsten vertonen met de R op dubbelblad 23^24 voorkomen tussen 1370 en 1400 (en af en toe tussen 1450 en 1480), terwijl de andere R voornamelijk voorkomt in bronnen die gedateerd zijn tussen 1375 en 1395 (of eventueel tussen 1450-1460). De schaarse bewijzen van het voorkomen van deze watermerken rond 1450 zouden het in de vorige alinea geschetste beeld kunnen bevestigen, maar volgens de oudste dateerbare bronnen waarin deze watermerken voorkomen, blijkt van aanzienlijk ouder papier sprake te kunnen zijn dan bij de andere zes watermerken uit de codex het geval was. Dat dit niet onmogelijk is, blijkt uit de bouw van de codex: bifolium 23^24 vormt een aparte codicologische eenheid en bifolia 25^36 en 26^35 maken deel uit van de buitenste vier bifolia van katern E (de overige twee bifolia uit dit katern hebben een ander watermerk). De kopiist kan gebruik hebben gemaakt van een restant van een oude voorraad papier.

Ten slotte blijkt uit enkele vlekken dat het productieproces van het handschrift-Vanden Stock niet eenvoudig is te doorgronden. Op f. 7v zitten namelijk zwarte vlekjes en op f. 8v een rode vlek: natte inkt die na het schrijven (van een initiaal ‘S’?) een afdruk heeft nagelaten op een tegenoverliggend blad. Echter, noch op het tegenoverliggende blad (f. 9r), noch elders in de codex is een rode initiaal te vinden die correspondeert met deze vlek.

Afb. 23: Rode vlek in linkermarge van f. 8v.
Afb. 23: Rode vlek in linkermarge van f. 8v.

  1. Cat. D’Hane de Steenhuyse 1843, 259 (nr. 3). []
  2. Cat. Serrure 1873, II, 100 (nr. 2581). []
  3. Gumbert 2004, 14-15 en 36. []
  4. Braekman 1969, 81 geeft de volgende watermerken en Briquetnummers: f. 1-22 en 38-39 (hertenkop met kruis: Briquet nr. 14235), f. 23-24 (R: niet in Briquet) en f. 25-37 (hertenkop met kruis: lijkt op Briquet 14229). []
  5. Door de negentiende-eeuwse herbinding is het onzeker of de huidige samenstelling van de katernen overeenkomt met de oorspronkelijke samenstelling. In theorie kan blad 37 ook deel hebben uitgemaakt van katern F, en zou het pendantblad verloren kunnen zijn gegaan toen ook f. 38 en 39 beschadigd raakten. Voor de stevigheid kan dit losse blad bij de herbinding aan katern E zijn toegevoegd. []
  6. Braekman 1969, 81 en 83. (Vgl. Briquet-online: www.ksbm.oeaw.ac.at/_scripts/php/BR.php – 9 april 2014). []
  7. Herman Mulder (e-mail: 19 juli 2011) vermoedt, op basis van het schrift, dat deze informatie afkomstig is van Martin Wittek. Vgl. Briquet-online: www.ksbm.oeaw.ac.at/_scripts/php/BR.php – 9 april 2014. []
  8. www.wasserzeichen-online.de/wzis/index.php. Laatste keer geraadpleegd op 14 april 2014. []
  9. De kroon lijkt sterk op een kroon uit het papier van een document dat in 1450 is geschreven (Referenznummer: DE1185-S498_32). []
  10. De ossenkop van dubbelblad 29^32 vertoont sterke overeenkomsten met een watermerk in het papier van een document dat in 1452 is geschreven (Referenznummer: NL8370-PO-80401) en die op 38^39 met een watermerk in het papier van een document uit 1449 (Referenznummer: DE4500-PO-80194). []